Blijkbaar ben ik de enige die voor vertrek zeker een halve dag nodig heeft om selectief, maar weloverwogen mijn koffertje in te pakken. Moet ik nou die rode sarong meenemen of staat die groene toch beter bij mijn gebloemde bikini? Terwijl ik me dit sta af te vragen, propt een Engelse toerist aan de andere kant van het Kanaal zijn koffer vol met de oudste kleding die hij nog heeft, om uiteindelijk op een strandstoel naast de mijne op Kreta te belanden. Hij moet zijn voetbalshirt niet vergeten. Dat is waarschijnlijk toch het enige shirt dat hij in de hele week zal dragen. Het is warm en als hij lui is trotseert hij de straten van het Griekse plaatsje Chersonissos wel in zijn fatsige blote bast. Schaamteloos. De plaatselijke bevolking is er inmiddels aan gewend, ze krijgen jaarlijks duizenden van dit soort figuren over de vloer, maar ik heb zo met ze te doen. Natuurlijk heeft hij ook zijn vriendin meegenomen, voor een romantisch weekje zuipen en je vooral niet interesseren voor de Griekse cultuur. Zijn vriendin heeft ook haar hele garderobe van vijf jaar geleden en drie maten kleiner meegenomen. De afgetrapte hoge hakken, ooit voor een prikkie gekocht op de markt, zijn ook mee, want ja, je moet er toch een beetje netjes bijlopen. Hoewel ik zo uitkeek naar een vakantie vol onbezorgde, felle zonneschijn, waren het vooral de slecht geklede buitenlanders die zeer deden aan mijn ogen. Na een weekje verlangde ik terug naar de modieuze mensen uit Amsterdam en had ik ruim een dag nodig om bij te komen, in de Hennes.