Fashion Editor Elisah blogt elke week op Fashionscene. Als je als nuchtere Hollandse dagelijks omringd wordt door de crème de la crème van de modewereld, kan het je af en toe eens flink naar je hoofd stijgen. Maar in de Nederlandse modescene hoef je niet eens zo gek te doen om op te vallen. Elisah weet raad: doe maar gewoon, dan doe je al Indisch genoeg. Karl Lagerfeld zegt niet voor niets: ‘personality begins, where comparison ends’…
Gek ben ik erop: panterprintjes. Begon mijn fascinatie voor het kittige stofje met gordijnen in mijn tienerslaapkamer (met een paar kerstboomlampjes erbij leek het net alsof je bij de wallen was beland), anno 2010 pronkt er in mijn kledingkast meerderen kledingstukken met een panterprintje. Mét als topstuk een heerlijke warme oversized jas met driekwart mouwen gescoord bij de River Island eind vorig jaar. Onder het mom van ‘ik vind alles mooi wat lelijk is’ kocht ik het ding zonder enige twijfel. Maar voor mijn omgeving was mijn jas, die ik meteen tot ‘mijn Nel Veerkamp-jas’ bombardeerde, wel even wennen. Vriendlief vond hem afschuwelijk, m’n ouders vonden het ding ‘typisch iets voor mij’, m’n vriendinnen daarentegen vonden hem helemaal geweldig, terwijl ik op straat werd nagekeken en soms zelfs nageroepen!
Voorval 1: ‘Hey, tijger!’
Heb een panterjas aan en men gaat je ineens aanzien als een tijger. Of, nog erger, stoeipoes! Ik heb meerderen malen “Hey, tijger” naar mijn hoofd gekregen. Wat diegenen waarschijnlijk niet wisten, is dat een tijger totaal iets anders is dan een panter (duh!) en een stoeipoes naar mijn mening niet samengaat met Rubberducks en een dikke wollen muts op het hoofd. Het kan aan mij liggen…
Vooral 2: ‘Hey, vier jij ook carnaval?’
Tijdens een weekendje ‘paps en mams’ belandde ik ineens in het carnavalgedrang. Ikzelf, helemaal geen fan van het Brabants circus, liep met m’n ouders tussen alle ‘kippen’, ‘soldaten’ en ‘bijen’ voor een gezellig winkeldagje. . Normaal gesproken zou ik in het stadje waar ik vandaan kom worden nagestaard, maar tijdens carnaval doet iedereen idioot, dus dat ik een panterjas aanhad, vond niemand vreemd. Ze dachten gewoon dat ik óók carnaval vierde.
Vooral 3: ‘Ze kijken niet naar je kwijl, maar naar je jas!’
Amper vijf minuten nadat ik mijn twee verstandskiezen had laten trekken, liep ik met vriendlief door de wandelgangen van het ziekenhuis. Met een dikke hamsterwang, bloed aan mijn wangen, een statische coupe omdat er tijdens het trekken een operatiekleed over me heen werd gelegd en met een volledig verdoofd gezicht, kreeg ik vreemde blikken op me gericht. Ik dacht dat het aan mijn verwarde hoofd vol bloed- en kwijlresten lag. Maar nee hoor.
Ik: “Lieverd, kijk eens naar m’n gezicht. Zit ik onder de kwijl? Iedereen kijkt me zo raar aan! Het is kwijl hè? Of zit er ergens een bloedspetter?!?”
Vriendlief C: “Nee, lieverd. Ze kijken naar je rare jas….”
Ah, nu voel ik me iets minder ongerust.
Ondanks bovenstaanden was dé jas mijn steun en toeverlaat tijdens de koude en witte wintermaanden. Koud had ik het zeker niet, ik viel lekker op tussen al die sneeuw en het ding matchte ook nog eens bij mijn hele garderobe. En als het nog niet genoeg was, heb ik er eind vorig jaar wéér eentje bij gekocht. Dit keer geen lang, maar een kort model, wederom met driekwart mouwen, maar dit keer bij de H&M gescoord voor de helft van de prijs. De dagen werden ook steeds warmer, dus mijn oversized jas moest steeds meer plaatsmaken voor het kortere model. Maar nu de lente is aangebroken en het al de hele week zonnig is, hangt deze laatste ook steeds vaker in de kledingkast. Er moet gezocht worden naar een nieuw model: eentje perfect voor de lente en nét zo kittig. Anders val ik in een zwart gat.
Iemand een suggestie?
Liefs,
Little Miss Jacobs